Het Monument van de Afrikaanse Renaissance, met een van de laatste Noord Koreanen, die nog bezig zijn om de puntjes op de i te zetten.
tekst: Olivier van Beemen
In Afrika is het moeilijk plannen - dat weet ik nog van een eerdere reis naar Senegal en Mali. De wekelijkse trein tussen de hoofdsteden van beide landen had bij vertrek uit Dakar twee dagen en vijf uur vertraging. Bij aankomst in Bamako was daar nog een halve dag bijgekomen. Ook herinner ik me de lange uren wachten bij een vertrekplaats van de taxi-brousse, een oude Peugeot 504 waar een man of negen in past. De vertrektijd is het moment dat de taxi vol zit, en dat hoeft niet iedere dag te gebeuren.
Tijdens ons verblijf van een week in Senegal willen we dolgraag het 84-jarige staatshoofd spreken, dat van zich deed spreken door de oprichting van het Monument van de Afrikaanse Renaissance, een neostalinistisch gedrocht gebouwd door ruim tweehonderd arbeiders uit Noord-Korea. Aanvraag voor een interview met president Abdoulaye Wade loopt niet via de persafdeling van het presidentieel paleis in Dakar, maar via een communicatiebureau in Parijs.
Ruim voor vertrek heb ik mijn aanvraag ingediend, maar - het is een vaker voorkomend euvel bij Franse communicatiebureaus - communicatie is niet de sterkste kant van het bureau. Ondanks herhaalde beloften word ik steeds maar niet teruggebeld door de juiste persoon.
Na nieuwe telefoontjes en nog meer mails word ik op maandag, twee dagen voor ons vertrek terug naar Europa, eindelijk teruggebeld. De communicatiedame in Parijs is gepikeerd - hoe durfde ik tegen haar secretaresse te beweren dat zij haar terugbelbeloften niet na zou komen.
En dat terwijl ze dankzij haar inspanningen zulk goed nieuws voor me heeft: in principe bestaat er geen bezwaar tegen het interview. Een secretaresse zal mij dinsdag bellen om een tijdstip voor te stellen. ‘Maar let op. Het is wel Afrika. Alles kan nog veranderen.’
Dan bega ik een fout: of ze er, als het enigszins mogelijk zou zijn, rekening mee wil houden dat ik woensdag waarschijnlijk ook Youssou N’Dour spreek, die sinds kort een eigen tv-zender heeft en steeds meer politieke interesse toont. Hij komt op dinsdagavond terug uit het buitenland en ook met hem hebben we nog geen vast tijdstip. Mocht de president een gaatje hebben op dinsdag, zou dat erg goed uitkomen.
President Abdoulaye Wade in zijn presidentiële kantoor.
‘U wilt de president toch niet op één lijn stellen met Youssou N’Dour’, vraagt ze bezorgd. Ik probeer haar uit alle macht gerust te stellen. ‘Nee, nee, met hem gaat het vooral over muziek.’
Dinsdagochtend. De secretaresse belt niet. Zou Youssou N’Dour het probleem zijn? De fotograaf en ik zijn in principe klaar met onze verhalen en wachten alleen nog op telefoontjes van de president en de zanger.
Wachten op de hotelkamer, skypen naar Parijs, wachten op het terras bij het hotel, bellen, wachten... Ik voel een vervelend soort stress die ik vaker voel voordat ik vooraanstaande figuren interview, maar nu erger is omdat ik niet eens weet óf de interviews doorgaan.
De secretaresse zal dinsdagmiddag bellen, krijg ik te horen. Nee, het wordt woensdagochtend. Maar ook dan blijft de telefoon stil. Youssou N’Dours manager bevestigt wel. We mogen voor een interview en fotosessie naar zijn club in Dakar komen, Le Thiossane, om zes uur.
Half vier op woensdagmiddag, zes uur voor het vertrek van ons vliegtuig begin ik de moed op te geven. Dan toch, de secretaresse van de president aan de telefoon. We zijn welkom op het paleis! Om half zeven. Precies als we Youssou N’Dour spreken. Kan het echt niet vroeger? Een mazzeltje: om kwart over vijf heeft de president ook nog een gaatje.
Het interview verloopt erg goed. Bijna anderhalf krijgen we uiteindelijk. De minister van Buitenlandse Zaken blijkt na afloop al zeker een half uur te wachten op zijn onderhoud met de president.
We rennen de taxi in, naar de club van Youssou N’Dour. De manager belt ons waar we blijven. Het is half acht als ik de zanger spreek, acht uur als Ronald een mooie foto van hem maakt en we springen de taxi weer in. Via het hotel naar de luchthaven. Krijgt de communicatiedame in Parijs toch nog gelijk. ‘Het is Afrika, niets is zeker. Maar er kunnen uiteindelijk hele mooie dingen gebeuren.’
Youssou n’Dour op straat naast zijn club in een buitenwijk van Dakar.